Overslaan en naar de inhoud gaan
search

Screening op heupdysplasie

Gepubliceerd op: 10 februari 2022

Heupdysplasie is een aangeboren heupafwijking die bij baby's voorkomt. Soms verdwijnt deze vanzelf. Is dat niet het geval, dan is behandeling nodig om vroegtijdige slijtage (artrose) van de heup(en) te voorkomen.

Heupgewricht niet goed gevormd

Bij heupdysplasie is het heupgewricht niet goed gevormd. De heupkom is niet voldoende diep en sluit niet goed om de heupkop, aan de bovenkant van het dijbeen. Hierdoor kan de heupkop gemakkelijk uit de kom schieten. Soms kan de kop niet meer terug in de kom, dat wordt heupluxatie genoemd. Heupdysplasie is niet pijnlijk. Soms valt het op dat de baby de benen niet goed kan spreiden, bijvoorbeeld bij verschonen van de luier. Of het ene been lijkt korter dan het andere.

Kans op heupdysplasie

Heupdysplasie is één van de meest voorkomende aangeboren afwijkingen. Het komt voor bij ongeveer 2% van de baby's, vaker bij meisjes dan bij jongens.
Sommige kinderen hebben meer kans op het ontwikkelen van heupdysplasie. Dit zijn:

  • Baby's die in stuitligging lagen tijdens de zwangerschap.
  • Baby's waarbij heupdysplasie in de familie voorkomt, vooral bij vader, moeder, broertjes en zusjes.

Onderzoeken

Is een baby geboren in het ziekenhuis en lag het in een stuitligging, dan worden na de geboorte de heupen onderzocht. Dit wordt ook gedaan bij baby's die in het ziekenhuis zijn geboren en waarbij heupdysplasie in de familie voorkomt. Daarnaast komen de baby's met een verhoogd risico zes weken na de geboorte terug voor controle op de polikliniek Kindergeneeskunde. In overleg met ouders kan er ook voor gekozen worden om deze controles via de jeugdarts van het consultatiebureau te laten plaatsvinden. Tijdens het consult zal de kinderarts/jeugdarts onder meer de heupen onderzoeken en een echografisch onderzoek van de heupen aanvragen. Dit onderzoek vindt meestal plaats als de baby rond de drie maanden oud is. Dan is de kans het grootst dat een eventuele heupdysplasie wordt gezien op de echografie. Bij twijfel wordt de echografie van de heupen na enkele weken herhaald. Soms wordt ook een röntgenfoto van de heupen gemaakt. Als er heupdysplasie is, zal de kinderarts/jeugdarts verwijzen naar de orthopedisch chirurg. Deze zal zo nodig verdere onderzoeken doen. Zie ook heupdysplasie - kenniscentrum Orthopdie

Baby's die thuis zijn geboren, worden na de geboorte meerdere malen onderzocht op heupdysplasie door de arts van het consultatiebureau. Dit gebeurt bij alle baby's, ongeacht of er wel of geen verhoogde kans is op heupdysplasie. Als de arts vermoedt dat er sprake kan zijn van heupdysplasie, wordt de baby doorgestuurd naar de orthopedisch chirurg voor verder onderzoek.

Behandeling

Behandeling van heupdysplasie is nodig om vroegtijdige slijtage (artrose) van de heup te voorkomen. Bij baby's jonger dan drie maanden herstelt de heupdysplasie vaak vanzelf, zonder behandeling. Als heupdysplasie op tijd wordt behandeld, is er bijna altijd een goed resultaat. Vrijwel alle kinderen ontwikkelen dan een gezond heupgewricht. De behandeling van heupdysplasie begint bij baby’s vanaf de leeftijd van drie maanden.

Spreidbroek

De eerste behandeling bestaat meestal uit het spreiden van de benen door middel van een spreidbroek. Hierdoor wordt de heupkop goed in het midden de heupkom geduwd en kan de heupkom rond de heupkop groeien.

Gipsbroek

Wanneer deze behandeling niet lukt of wanneer de heup uit de kom is, wordt na een röntgencontrastonderzoek een gipsbroek aangelegd op de operatiekamer.

Tractiebehandeling

Als er onvoldoende resultaat behaald is met de spreidbroek of de gipsbroek, is een tractiebehandeling mogelijk. Bijna alle kinderen hebben daarna een gezond heupgewricht. Slechts bij enkele kinderen is daarna nog een operatie nodig.

Zie ook heupdysplasie - kenniscentrum Orthopdie

Laatst bijgewerkt op: 11 februari 2022

Veerle met kinderarts Pijning
De beste kinderhartzorg dichtbij huis